In 800 v.C. groeien de verschillende landbouwgemeenschappen in het dorre Griekenland uit tot een groot aantal stadstaten of poleis. Dat wil zeggen dat iedere gemeenschap werd bestuurd vanuit een stad. In de stadstaten leefden zowel grootgrondbezitters, boeren, handwerkslieden als slaven. De twee bekendste stadstaten zijn Sparta en Athene.
Bij gevaar konden de inwoners van de stadstaat zich verschansen in de versterkte stad. De Griekse stadstaten waren allemaal onafhankelijk, maar vertoonden veel gelijkenissen.
Bij gevaar konden de inwoners van de stadstaat zich verschansen in de versterkte stad. De Griekse stadstaten waren allemaal onafhankelijk, maar vertoonden veel gelijkenissen.
Een volksvergadering in open lucht.
In het oude Griekenland mocht een deel van de bevolking mee belangrijke beslissingen nemen. We noemen dat democratie, wat zoveel betekent als 'de macht aan het volk'. Maar enkel vrije mannen ouder dan 18 jaar hadden stemrecht en mochten zo deelnemen aan het bestuur van het land. Vrouwen en slaven hadden niets te zeggen.
Op de heuvel akropolis in Athene staat deze bekende tempel: het Parthenon.
Filosofen waren denkers die een antwoord probeerden te vinden op veelgestelde vragen. Wat is de zin van het leven? Waarom komt de zon op en gaat ze weer onder? Waarin verschilt de mens van de dieren? Wat is goed?
Uit de filosofie ontstonden later de verschillende wetenschappen. De wiskunde was de eerste wetenschap die eruit voortkwam.
Terwijl de filosofen de antwoorden bedachten door na te denken, gingen de wetenschappers op zoek naar antwoorden door de dingen te bekijken en te experimenteren.